ELLE backstage: in het atelier van Gioia Seghers

Geüpdatet op 6 juni 2017 door Isabelle
ELLE backstage: in het atelier van Gioia Seghers

Nieuw talent in onze backstage reeks: de Italiaans-Belgische Gioia Seghers weeft vanuit haar minuscule atelier in Brussel een heus succesverhaal, one to watch!

Het is weer eens wat anders dan een herenhuis vol naarstige naaisters, een modefabriek of een 30-koppig atelier: deze week treden we in de voetsporen van een ontwerpster aan het prille begin van haar carrière. Hoe ziet het leven eruit voor een kersverse La Cambre alumnus? “Best goed eigenlijk. Je leeft en werkt in een piepkleine ruimte en bent voor zowat alles op jezelf aangewezen, maar je hebt een passie en die maakt het allemaal dubbel en dik waard!”

Gioia Seghers, in 2012 afgestudeerd aan La Cambre, vuurde vorige winter haar allereerste collectie op het grote publiek af. Bombers, kimono’s en jurken uit geweven linten, gekookte wol en kant met een twist lokten klinkende lofzangen uit bij de modepers. Ondertussen staat er ook een zomerlijn op haar teller en liggen de looks voor komende winter op haar werktafel. Diezelfde werktafel bezoeken we in het Brusselse appartement dat ze met haar vriend deelt: “Hij is grafisch designer en werkt ook thuis, voorlopig leven we nog in vrede, maar ik denk dat we binnenkort toch elk onze eigen ruimte nodig zullen hebben…”

GS_2

GS_3

GS_4

GS_6

GS_5

Een label, hoe jong ook, neemt dan ook de nodige plaats in: naaimachines, moodboards, meters stof, knipsels, een stoommachine en en dozen vol “materiaaltesten” vullen de muren van de gezellige werkstek. Die laatsten zijn essentieel: het handelsmerk van Gioia Seghers is immers haar bijzondere textielbewerking. “Voor mij is materiaal echt het allerbelangrijkste, ik kan uren testen hoe verschillende weeftechnieken op elkaar inspelen. Het was op school al mijn grote passie, mijn afstudeercollectie maakte ik in samenwerking met een Frans kantmuseum en ook mijn eerste winterlijn kwam tot stand met de hulp van een dentellier. Ik werk veel met linten –geknoopt, geweven of boven elkaar gemonteerd- en probeer zo een uniek materiaal te creëeren voor mijn ontwerpen. Daarnaast ook gewatteerd velours, kantmotieven en gekookte wol: dit soort details maakt een stuk voor mij een pak nobeler!”

GS_8

GS_11

GS_10

GS_9

GS_13

Een tweede kenteken zijn de metalen ringetjes waarvan quasi elk stuk in het atelier is voorzien: “Ik hou van contrasten. Enerzijds clasht het harde metaal  met de zachte linten of fragiele kant. Anderzijds is er ook het spel van zien en niet zien: nu eens komt er een stuk huid tevoorschijn, dan weer niet. Het is een spel van doorzichtigheid en tegenstellingen.”

GS_15

GS_16

1/

Handwerk en een grote textielobsessie dus. Wat onze landgenote verder boeit? Samuraï, de Inuït, Birmaanse volkeren –en dan vooral het klofje waarin zij elke ochtend ten velde of ten strijde trekken en trokken. Kortom: verre culturen! “Etnische kostuums en folklore zijn een grote bron van inspiratie. De kledij van pakweg de eskimo’s is utilitair en weerspiegelt echt hun levensstijl, dat vind ik vreselijk interessant. Mijn allereerste collectie was dan ook op hen en op de Ijslandse cultuur gebaseerd. Voor volgende winter haalde ik de mosterd bij de Samuraï en de manier waarop zij touwen in hun kledij verwerkten. Ik kan hier uren over doordraven…”

GS_17

GS_20

GS_19

GS_18

Even terug naar Brussel, het kleine atelier -dat, het valt me nu pas op, volgepropt staat met souvenirs van Gioia’s reizen- en de realiteit: hoe moeilijk is het eigenlijk om als beginnend ontwerper door te breken? “Aartsmoeilijk! Ik heb het geluk geselecteerd te zijn door een patroonorganisatie die mij toegang tot showrooms op bijvoorbeeld de Parijse modeweek verleent. Dat is van cruciaal belang: de modepers maakt er kennis met je werk. Daarnaast komen er ook persagenten, waarvan één nu mijn bescheiden PR voorziet: een zekere reputatie en bekendheid  genieten zijn echt al een grote stap vooruit. Dan komt het tweede luik: verkooppunten. Grote labels kunnen via speciale agenten hun collecties aan winkels verkopen, ik moet dat allemaal nog zelf doen. Boetieks aflopen dus, en hopen dat ze er je werk willen aannemen: een tijdrovend karwei!” Voorlopig wordt Gioia Seghers enkel bij de Brusselse concept store Smets, bekend om haar neus voor jong talent, verkocht. Iets zegt ons echter dat daar komende seizoenen verandering in komt!

GS_21

Over naar de silhouetten zelf: die zijn eigenlijk redelijk sober. “Voor mij zit de variatie echt in het materiaal, ik werk doorheen mijn collecties vaak met dezelfde modellen. Zo ben ik dol op de kimono: je kan hem breed en open of strak en gesloten dragen, opnieuw dat spel van contrasten! Ook qua kleurenpallet houd ik het sober zwart, wit en rood –een kleur die me om één of andere reden inspireert.” Of ze een bepaald type vrouw voor ogen houdt bij het ontwerpen? “Neen, er is geen ‘Gioia Seghers’ vrouw! Onlangs pastte een zestiger één van mijn kimono’s en ik moet eerlijk zeggen dat geen enkel model ooit zo mooi met die jas stond als zij.  Ik vind het interessanter voor een breed publiek, voor verschillende looks te mogen ontwerpen, dan me op één bepaalde type vast te pinnen.”

GS_22

Vergeet natuurlijk ook de Eskimo’s, Japanse krijgers en Birmaanse boeren niet… Bij deze houdt onze wereldreis in het piepkleine appartementje op. Tijd voor Gioia om verder linten te weven en metalen ringen te plaatsen: er valt een wereld te veroveren en daar kruipt elke vrije minuut in!

GS_23

GS_27

GS_26

GS_25

GS_24

(Beeld: Julie Saverys)