Laten we bij het begin beginnen, want het einde is bijna te mooi om waar te zijn… Ik was 32 jaar oud, had een appartement in het centrum van Brussel en een eenzaamheid die me niet zoveel leek te deren… Tenminste, dat hield ik mezelf voor.

Mijn appartement was mijn cocon. Te groot, lawaaierig, slecht geรฏsoleerd. Maar gevuld met herinneringen aan mijn ouders die het me als erfenis hadden nagelaten. Zelfs al waren de sierlijsten een beetje afgebladderd, het was mijn thuis.ย Toen was er… hij.

Hij heette Damien Roche. Althans, dat zei hij me. Een elegante veertiger, een geruststellende stem. Ik ontmoette hem op een reรผnie van oud-studenten van mijn school, waar ik uit nieuwsgierigheid naartoe was gegaan. Hij hoorde niet bij mijn jaargang. Vreemd, nu ik erover nadenk. Maar die avond sprak hij me aan met de zelfverzekerdheid van iemand die precies weet wat hij doet. “Jij bent Anne? Iemand vertelde me over jou. Een gemeenschappelijke vriendin, Hรฉlรจne, zei dat je in het vastgoed zat.” Ik zat helemaal niet in het vastgoed, maar in de boekhouding. Toch speelde ik het spel mee, geamuseerd door deze eerste fout die hem niet leek te deren. Integendeel, hij verontschuldigde zich met een nonchalant gevoel voor humor, bestelde twee glazen wijn en vertelde me twee uur lang over zijn vastgoedinvesteringen. Het potentieel van een veranderende wijk, commerciรซle huurcontracten, rendementskansen. Ik begreep niet alles, maar ik hing aan zijn lippen. En hij leek te heersen over deze wereld als een koning.

We zagen elkaar meerdere keren. Altijd op leuke maar discrete plekken: een chique bistro, een kunstgalerie, een cafรฉ dat leek op een rariteitenkabinet. Damien had altijd wel anekdotes over alles. Hij sprak over zijn zakenpartners in Londen, de fondsen die hij oprichtte met Japanse investeerders, de renovaties die hij overzag in de Provence. Elk detail leek stevig verankerd in de werkelijkheid. En elke keer dat hij over geld sprak, leek het alsof het slechts formaliteit was, een bijzaak. “Geld, Anne, is slechts een hulpmiddel. Wat telt, is de visie.”

Ik was gefascineerd. Toen hij me vertelde dat hij in mij een potentiรซle partner zag voor een project dat hij als “revolutionair” omschreef, was ik gevleid. Hij wilde een gebouw kopen om volledig te renoveren, vlakbij het Ter Kamerenbos, om er ecologische woningen van te maken. Maar hij had snel kapitaal nodig om de aankoop te bezegelen voordat andere investeerders de kans zouden grijpen. Ik had het appartement. “Een slapend kapitaal, Anne.” Hij liet me dromen: binnen twee jaar drievoudige winst, genoeg om daarna twee beter gelegen appartementen te kopen. Economische zekerheid. Een toekomstvisie.

Hij had een notaris – een neppe, ontdekte ik te laat – een gedetailleerd dossier, plannen, contracten. Hij organiseerde zelfs een bezichtiging van het pand, waarbij een ‘makelaar’ (een medeplichtige) me de kansen van het project presenteerde. Alles was tot in de puntjes geregeld. En ik was zo zeker van hem. Ik tekende. Ik verkocht mijn appartement. Ik stortte het geld. En Damien verdween.

De schok kwam langzaam. De operatie had maanden geduurd. Eerst een paar dagen ongerustheid na de storting van 350.000 euro: onbeantwoorde berichten, telefoontjes die op een volle voicemail terechtkwamen. Daarna, langzaam maar zeker, de realiteit. De notaris was onvindbaar. Het adres van het gebouw bleek een verlaten bouwplaats te zijn. Het dossier zat vol met valse documenten. Een en al oplichterij. Ik stortte in. De maanden die volgden waren de ergste van mijn leven. Zonder appartement moest ik een haveloos studiootje huren. De nachten waren vreselijk: ik stelde me absurde scenarioโ€™s voor waarin Damien een maffialid was die terug zou komen om me het zwijgen op te leggen. Ik was bang voor alles: het geluid van de buren, schaduwen op straat, anonieme boodschappen die ik overal dacht te zien. Mijn hersenen maakten overuren. Langzaam klom ik uit het dal. En toen, op een dag, een telefoontje. Een advocaat. Hij onderzocht Damien (zijn echte naam was Jean-Marc, of zoiets). Tientallen slachtoffers, misschien meer. Hij wilde weten of ik bereid was te getuigen. Ik stemde toe, ook al had het geen zin. Damien verdween zonder een spoor achter te laten.

Dankzij die advocaat ontmoette ik Colette. Een vrouw van 70 jaar, ook slachtoffer. Colette was alles wat ik niet was: veerkrachtig, vol geest, altijd optimistisch. Ze was voor een enorm bedrag opgelicht, maar weigerde zich te laten neerhalen. Langzaam werd ze een soort mentor, een vervangende ouder. Ze trok me mijn huis uit, dwong me om naar musea te gaan, om mezelf weer op te bouwen.

En toen, op een dag, tien jaar na de oplichting, gaf Colette me een sleutelbos. “Dit is voor jou. Ik heb geen kinderen en jij bent als een dochter voor me.” Ik kon mijn oren niet geloven. Ze schonk me een appartement en kunstwerken die een fortuin waard waren. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ze lachte. “Zeg gewoon ‘dank je wel’, Anne.” Dus, daar is het. Mijn verhaal begint in schaamte en wanhoop, en eindigt in vriendschap en vrijgevigheid. Damien, of hoe hij ook mag heten, heeft misschien geld verdiend. Maar ik heb een nieuw leven gewonnen.