#tELLEus: Waarom mijn Barbie nooit „een Barbie” was

Gepubliceerd op 21 maart 2018 door ELLE België
#tELLEus: Waarom mijn Barbie nooit „een Barbie” was

#tELLEus: wij willen je verhaal horen! Op de redactie leeft veel meer dan mode en beauty alleen en daarom getuigen we maandelijks over onze mooiste, vreemdste, wreedste of meest absurde herinneringen en dat moet jij ook doen! Kruip in je pen, give us a shout en stuur je eigen verhaal naar hallo@elle.be of deel het met de hashtag #tELLEus -wie weet verschijnt jouw getuigenis straks op ELLE.be. Onderwerp van dienst? Barbie, en het feit dat ze zoveel meer is dan een schoonheidskoninginetje.

„Verhip, Barbie heeft heupen!” Met die titel liet een Amsterdamse krant me enkele jaren geleden weten dat het gewicht van ‚s werelds bekendste popje weer eens wereldnieuws was. Zucht. Het was een en al plastieken ophef: Barbie, ons aller bekend als de allereerste vriendin wiens look je zelf kon bepalen, die je zonder schroom aan de kant kon schuiven eens je haar beu was en wiens haar je zonder risico op een legendarische cat fight kon afknippen, had besloten zich op de gezegende leeftijd van 58 jaar te laten gaan en pronkte plots met een maatje meer. De nieuwe Barbie had heupen als een Kardashian en kleurde haar lokken felblauw, net als Kylie Jenner: leuk. De nieuwe Barbie moest een weinig flatterende driekwartsbroek en een marcelleke met horizontale streepjes aan: niet leuk. Althans, dat vond ik: waarom stonden haar extra grammen -alles is relatief in poppenland- gelijk aan een vestimentair couch potato drama?

En voor ik het wist liet ik me betrappen op deelname aan Het Grotere Barbie Debat -beter bekend als: Het Eindeloze Gezaag Over De Looks Van Barbie.

Ièdereen heeft immers een mening over de pop en over het feit dat ze sinds een kleine zestig jaar -de doortrapte schurk!- het zelfbeeld van miljoenen meisjes aan diggelen slaat. Dat ze ons met haar amper dertig centimeter hoogte overschaduwde toen wij zelf nog maar 120 centimeter groot waren, dat ze ons vanachter haar strak glimlachende, als waren ze van beton vast gemetselde, tanden influisterde nièt van mama’s zondagse pannenkoeken te proeven, dat ze ons paardenstaartje met haar bos glanzende blonde lokken in het niets deed verbleken. Of omgekeerd: dat wij, met onze beweeglijke melktandjes, ronde kindergezichtje en bescheiden lengte uren naar de plastieken tiran zaten te staren. Dat we met hongerige ogen de perfecte vormen van My Preciousssssssssss in ons opnamen en ons zes jaar oude brein plechtig beloofden net zo shiny en mager te zullen worden. Dat we dachten nooit een Ken te kunnen strikken als we onze chubby voetjes niet 24/7 in een ballerinesque pointe positie zouden strekken.

Gruwelijk.

Vreselijk.

Een schande.

En vooral een onnozel idee. Niet iedereen was geobsedeerd door de looks van haar pop. Sommigen onder ons speelden ook gewoon. Mijn Barbie was nooit zomaar „een Barbie” -de term is bijna een scheldwoord geworden. Ze was geen typisch poppetje, geen plastieken leeghoofdje dat haar dagen vulde met uitputtende workouts in de Barbie Gym, cruisen in de Barbie Jeep, inkopen doen in de Barbie Carrefour en koken in de Barbie Keuken. Neen, ik had in haar lege plastieken hoofdje een zieltje gestoken. Ze had een naam, Alirokforta, en beleefde avonturen waarvan Carrefour Barbie en zelfs Jommeke -dat andere blonde leeghoofdje- nooit hadden durven dromen. Ik speelde na wat ik een week eerder met veel moeite in de les Opstel had neergepend. Ze nam deel aan een paardenrace doorheen de woestijn, ging op ontdekkingsreis naar Amerika -ik had immers een Pocahontas Barbie en die moest af en toe bezocht worden-, hielp Pocahontas Barbie bij het binnenhalen van diens maïsoogst, was heel even manager van de Club Med -daarvoor had ik een put in de tuin gegraven: het centrale zwembad-, kegelde mijn Jon Smith pop uit datzelfde zwembad -want het was een vrouwenzot- en had een kleine zus die Tatter heette.

Haar vriendje had ze van Pocahontas Barbie afgesnoept: toen hij nog in zijn doos lag, heette hij Kokoum, maar ik stak hem in een strak kostuumpje en noemde hem Philip.

Vanessa Arrivederci -steeds voluit uit te spreken want het ging hier om een voornaam- was „die van mijn zus". Zij woonde op de bovenste verdieping van een flatgebouw -in werkelijkheid een lade in het bureau van onze papa-, begon na enige twijfel dan toch een relatie met John Smith De Vrouwenzot, ging dolgraag met hem dansen op het bal van de koning -dansen betekende in hun geval samen door de lucht zweven en keihard „woehoew” roepen-, begeleidde „Die Van Mij” op haar overzeese reizen en bracht haar af en toe zelfgemaakte soep in een knalroze ketel. In een hoekje van de kamer huisde Meredithblake, aka De Zeemeermin Wiens Haar We Te Kort Hadden Geknipt, in een desolaat oord van verderf dat door zowel Alirokforta, Tatter, Vanessa Arrivederci als hun respectievelijke lovers werd gemeden. Meredithblake was immers uit op wraak en verzon telkens opnieuw snode plannetjes om iemand uit „onze” perfecte wereld te ontvoeren. Verder belde er elke playdate wel één personage naar het fictieve „National Geographic”, een betalende TV-dienst die telkens opnieuw voor heel wat drama zorgde omdat het ons plastieken huishouden een torenhoge telefoonrekening opleverde. Die laatste, bizarre hersenkronkel hadden we waarschijnlijk in volle sugar rush uitgevonden -want aan een uurtje met onze graatmagere Barbie’s ging steevast een vieruurtje met mama’s pannenkoeken vooraf.

Kort samengevat: onze Barbie’s hadden een verhaal, spelen betekende een plot uitvinden voor de poppen en dat minutieus uitvoeren. Niet uren staren naar hun taille van een halve centimeter en hun microscopisch perfecte lippen. Een uurtje met Barbie betekende flatgebouwen bouwen, heksen met korte kapsels verslaan en de wereld rondreizen -allemaal vanuit onze kleine speelkamer.

Een uurtje met Barbie betekende een uurtje met mijn kleine zusje, een meisje van vlees en bloed dat eigenlijk werkelijk mijn beste vriendinnetje was, wiens look ik ook mee mocht bepalen en wiens haar ik -mits lief vragen- waarschijnlijk ook had mogen knippen.

Een meisje dat steeds opnieuw razend werd toen ik haar meldde uitgespeeld te zijn, die Vanessa Arrivederci op zo’n fataal moment ooit uit pure woede op de grond smeet. Waardoor die keihard op haar arm terechtkwam. En die bijgevolg verloor. Ik had het by the way als grapje bedoeld. Sindsdien liep Vanessa Arrivederci met een zijdelings staartje rond om het gapende gat in haar romp-met-perfecte-C-cup te camoufleren. Enkele maanden later verloor Alirokforta haar hoofd tijdens het passen van een iets te krappe jurk. Het ene moment stond het nog vastgeroest te lachen, het volgende lag het -nog steeds glimlachend- in mijn hand. Mama wist het weer chirurgisch aan Ali’s plastieken lijfje te hechten, maar sinds die dag oogde haar gezicht nogal platgewalst en had ze geen hals meer. Mooi was ons vriendinnenduo niet meer, maar nooit heeft dat in de weg van hun avonturen gestaan. Tegenwoordig liggen ze zij aan zij in een doos ergens op zolder en als mijn zusje -nog steeds mijn beste vriendin, die zich af en toe nog heel kwaad maakt, maar daar sneuvelen godzijdank geen ledematen meer bij- en ik aan onze Barbie dagen terugdenken, komt er vooral veel slappe lach aan te pas. Geen haartje op ons occasioneel glanzende hoofd dat denkt aan de perfecte vormen van onze plastieken heldinnen, wel aan het feit dat we ook mama's linnenkast als poppenhuis hadden moeten gebruiken. Een gemiste kans, dat laatste. Ik hoop dat mijn eigen dochter later ook de vastgoedwaarde van een bureau of linnenkast inziet en dat ze evenveel plezier beleeft aan haar Barbie -of die nu dik, mager, in een slonzige driekwartsbroek gestoken is of niet. Haar look boeit niet, haar verhaal wel.